Familiegeschiedenis

Deze pagina is opgezet door Piet van ome Vok

donderdag, maart 10, 2005

Een groeiende geschiedenis

Vrijwel iedereen is wel eens nieuwsgierig naar zijn afkomst. Vragen die vroeg of laat opkomen zijn ‘wie zijn mijn voorouders, hoe zagen ze eruit, waar woonden ze en wat deden ze’ Toch altijd weer op zoek naar dat stukje van jezelf dat ‘ergens’ vandaan moet zijn gekomen.
Vaak gaat onze kennis niet veel verder dan de grootouders. En als die vroeg zijn overleden, dan weten we daar ook nog weinig van.
Vroeger werden de wetenswaardigheden van de familie van generatie op generatie doorverteld. Door overlevering weten ouderen nog veel op te halen uit wat zij in hun jonge jaren op de lange winteravonden in de familiekring te horen kregen. Vandaag de dag is daar in onze televisiecultuur geen gelegenheid meer voor. Wel leggen we onze eigen geschiedenis vast in foto’s, films en nu ook op internet. Maar de verbinding naar de vorige generaties raakt met het verstrijken van de tijd toch verloren.

De reünie van de Houtenbossen/Hardemannen in april 2005 is een mooie aanleiding om een eerder opgeschreven verhaal weer eens op te poetsen. De moderne techniek maakt het mogelijk om het voor iedereen toegankelijk te maken, en ….. het te laten aanvullen. Een regelrechte uitnodiging dus om ontbrekende stukjes van de familiegeschiedenis aan te leveren, zodat er een mooi compleet en genealogisch verantwoord verhaal groeit. Overal waar er nog informatie ontbreekt is dit aangegeven met een sterretje (*). Maar je mag natuurlijk ook zonder sterretje reageren ....

Het beschrijven van de families Houtenbos/Hardeman is een dankbaar werk. Er is al veel bekend en de omvang van de familie staat borg voor een grote belangstelling. De schare klein-, en achterkleinkinderen (en hun kinderen…) uit het Grootebroekse nest valt al moeilijk te tellen.
En de geschiedenis loopt door, zodat het geschrevene van 2005 weldra ook weer naslagwerk wordt voor later.
Houtenbos, Hardeman en Kaagman: drie familienamen die in de jaren ’20 van de vorige eeuw bij elkaar kwamen, toen opa Piet Houtenbos vroegtijdig overleed en opa Gerard Hardeman in het leven van oma Marie Kaagman kwam. De kinderen Houtenbos en de kinderen Hardeman groeiden op als één gezin en ook de nazaten vormen een ongedeelde familie. De familiegeschiedenis Houtenbos/Hardeman-Kaagman dus, met centrale rollen voor de drie hoofdrolspelers uit Grootebroek.

Van Houbosch naar Houtenbos

Als we bij de familie Houtenbos ver teruggaan in de tijd, dan stuiten we rond het jaar 1700 op ene Egbert Houbosch, de vroegst bekende ‘stamvader’ van waaruit alle Houtenbossen in en buiten ons land zijn ontstaan. Deze Egbert en zijn eerste nakomelingen leefden in de omgeving van Limmen en Bergen.

Veel gegevens over deze voorouders zijn ooit verzameld door ome Jaap Houtenbos en zijn zoon Gerard. Hun speurwerk in oude archieven en hun vele persoonlijke kontakten met (verre) familieleden leverden een uitgebreide stamboom van de familie op. Een vereenvoudigd overzicht is aan dit verhaal toegevoegd.

Zo is te zien dat onze grootvader Piet Houtenbos een nazaat is van de zogenaamde ‘Bergense tak’ van deze familie. Omstreeks 1800 leefde er ene Jan HoutBos (een achterkleinkind van Egbert uit 1700) en hij had twee zonen: Jan en Hendrik. Jan vestigde zich in Bergen en is de stamvader van de Bergense tak van de familie. Hendrik bleef in Limmen wonen en werd zo de oorsprong van de ‘Limmense tak’ van Houtenbossen.

De familienaam zien we in de archieven veranderen van Houbosch (omstreeks 1700) naar HoutBos (omstreeks 1800) en naar Houtenbos (omstreeks 1850). Interessant is natuurlijk de vraag waar de naam vandaan komt.
Een ‘houbosch’ was vroeger een bos, dat speciaal voor het kappen van gebruikshout was aangelegd en daarvoor werd bijgehouden. Het onderdeel ‘hou’ in de naam komt van het oude werkwoord ‘houen’, dat kappen of hakken betekent. Onze verre voorouders zouden dus bij zo’n ‘houbosch’ hebben kunnen gewoond of een dergelijk bos hebben geëxploiteerd. We moeten er naar raden, maar dit lijkt, ook gelet op de streek waar zij hebben gewoond, een aannemelijke verklaring.

Waarom de naam Houbosch in HoutBos is veranderd, kunnen we alleen maar gissen. Het zal waarschijnlijk het gevolg zijn van de taalontwikkeling en mogelijk lag HoutBos beter in het gehoor. Dat geldt waarschijnlijk ook voor het laatste stapje in de naamsontwikkeling, van HoutBos naar Houtenbos. Het klinkt goed, maar de familie zit vervolgens wel opgescheept met een pleonasme in hun achternaam. Zoiets als ‘groen gras’.

Dan is er het familiewapen….? Wie weet daar meer van? *

Het begin van een kappersfamilie

Op 14 januari 1896 werd in Bergen Piet Houtenbos geboren, als zevende kind van Jacobus Houtenbos en Catharina Pepping, afkomstig uit Limmen.
Jacobus, zoon van Jan HoutBos, was metselaar en had na zijn trouwen een eigen bedrijfje. Catharina, ook wel 'opoe Bergen' genoemd, was een dochter van Simon Pepping en Grietje Kruije en kwam uit Limmen.

Het gezin woonde lange tijd aan de Dorpsstraat in Bergen en later in de St. Anthoniusstraat..

Piet Houtenbos komt uit een gezin van acht kinderen. Hun namen en geboortejaren zijn achtereenvolgens: Geertruida (1883), Margaretha (1884), Johannes (1885), Johanna (1889), Simon (1890), Jacob (1893), Petrus (Piet, 1896) en Maria Helena (1901).
Een kind stierf al op anderhalf jarige leeftijd. Ook andere kinderen zijn op vrij jonge leeftijd overleden: Margaretha in 1909 (25), Simon in 1913 (23) en Maria Helena in 1939 (38).

Van de ouders van Piet Houtenbos wist ome Jaap zich nog te herinneren dat zijn grootvader nogal doof was. ‘Opoe Bergen' was een lief mens. Ze had zo’n zacht perzikhuidje, vertelde Ome Jaap, dat voelde je als je haar zoende.

Piet groeide op in een omgeving van bouwvakkers. Zijn oudere broers Jan en Jacob beoefenden in het voetspoor van hun vader het vak van metselen en timmeren. Zij hadden beiden later een eigen aannemersbedrijf.

De jonge Piet Houtenbos koerste een geheel andere weg. Was het omdat hij voor het zware bouwwerk te fijn gebouwd was of werd hij aangetrokken door het vak dat zijn zwager uitoefende? In ieder geval begon hij zijn loopbaan bij barbier Jan Beekman in de Dorpsstraat in Bergen. Deze Beekman, afkomstig van een kappersfamilie uit Hoorn, was getrouwd met zijn oudste zus Geertruida.
Als inzeper en krullenveger deed Piet hier zijn eerste ervaringen op. Hij leerde er ook sigaren maken. Dat werk deden de kappers er in die tijd wel meer bij.

De opmerkelijke beroepskeuze van deze Piet bleef, zoals wij inmiddels weten, niet zonder gevolgen. Na hem zijn generaties kappers ontstaan. Het kappersvak loopt als een rode draad door de familiegeschiedenis.


Onze Piet heeft in zijn jonge jaren ook nog aan zijn militaire dienstplicht voldaan. Op een foto zien we hem onderdeel uitmaken van een legereenheid in Haarlem. We zien hem links vooraan liggend met een sigaartje in zijn mond. Dat moet ongeveer tijdens de Eerste Wereldoorlog zijn geweest. Nederland bleef daarbij buiten schot, dus hij hoefde niet echt in actie te komen.

Op twintig jarige leeftijd trok Piet Houtenbos naar het Westfriese Grootebroek om daar in dienst te treden bij het kappersbedrijf van Relus Beekman, de broer van zwager Jan. Stond Jan Beekman bekend als een vrij ernstige en godvruchtige man, broer Relus was een uitgesproken losbol.
Hij dreef zijn 'scheerwinkel' en sigarenfabriekje aan de Zesstedenweg, ter hoogte van de tramremise op de grens van Lutjebroek.
In die jaren werkte daar ook ene Marie Kaagman als hulp in de huishouding.
Het duurde niet lang of zij kregen oog voor elkaar. Er groeide een mooie romance. Dat dreigde grondig verstoord te raken tijdens de Grootebroeker kermis. Baas Relus, knecht Piet en Piet Groot hadden elkaar bij die gelegenheid, waarschijnlijk onder invloed van een borreltje, volkomen kaal laten scheren. Met zijn drieën lieten ze hun nieuwe 'coup' aan het vrouwvolk zien. Dat klaagde steen en been over die onbezonnen daad.
Niettemin traden onze Petrus Johannes Houtenbos en Maria Afra Kaagman op 8 april 1918 in het huwelijk.

De familie Kaagman

Oma was de dochter van tuinder Vok Kaagman en Aafje Meester uit de Compagniestraat in Grootebroek. Zij kwam uit een gezin van negen kinderen, drie jongens en zes meiden.
Hier is een prachtige foto van het gezin Kaagman, vermoedelijk van rond 1915.

In tegenstelling tot de families Houtenbos en Hardeman is er over de familie Kaagman-Meester niet veel bekend. Afgaande op hetgeen via internet beschikbaar is, zijn deze families nog niet naar hun verleden onderzocht.
Oma groeide dus op in een tuindersgezin. Zij moest als een van de oudsten al snel meewerken ‘op de bouw’. Zij vertelde wel eens dat ze een hekel had aan de groezelige handen die je van het werk kreeg. In het schuitje op weg naar huis werden de vingers een voor een met een ruw steentje schoon geschuurd, om er ’s avonds voor de jongens toonbaar uit te zien.

Weet iemand wat meer over oma’s jonge jaren? *

Een jong gezin


Piet Houtenbos liet een nieuw pand bouwen op de hoek van de Zesstedenweg en het Molenpad, ter plaatse van de gesloopte boerderij van Weid Klaver. Pal ernaast verrees de nieuwe slagerij
van De Haan. Opvallend aan het hoekpand was de op Jugendstil geïnspireerde gevel, met zijn bogen en zijn grijze steen.
Op deze plek begon hij als zelfstandige zijn kapperszaak en sigarenmakerij. Al gauw ging het hun goed voor de wind. Kapper Houtenbos stond bekend als een goed vakman en een vriendelijke en praatgrage man, hoewel hij in zijn enthousiasme om iets te vertellen vaak stotterde. Zijn spraakgebrek wist hij met woordverwisselingen handig te omzeilen. Zo sprak hij zijn knipprijs niet uit met twee k..k..kwartjes, maar 'dat is dan een halve gulden' en op de vraag waar
hij vandaan kwam was het antwoord niet 'B..B..Bergen', maar 'van
onder Alkmaar'.


Straatbeeld van Grootebroek uit die tijd

Piet Houtenbos was een sociaal meelevend en politiek geëngageerd mens. Een van zijn dikke vrienden in Grootebroek was Klaas Neuvel, in die tijd lid van de gemeenteraad voor de ..... .*
Tante Petra, zelf schoondochter van deze Klaas weet uit verhalen in de familiekring over hem te vertellen. Zo kwam Piet Houtenbos in de verkiezingstijd nog al eens bij zijn 'politieke vriend’ op bezoek om de actuele zaken te bespreken.
Anekdotisch is het verhaal dat hij eens langs kwam toen Neuvel zelf niet thuis was en zijn vrouw opmerkte 'ben je daar alweer, de mensen mogen wel denken dat wij wat met elkaar hebben? Nu waren Piet Houtenbos en vrouw Neuvel erg op elkaar gesteld, waarop Piet toen antwoordde 'd..d..denk jij dan van niet?'.

Zoals in een katholiek gezin in die tijd heel gewoon bracht het jonge echtpaar in korte tijd vele kinderen ter wereld. Het eerste kind, genaamd Jacobus Volquinus (Jaap, vernoemd naar beide
grootvaders), kwam al binnen een jaar na het huwelijk. De vijf volgende kwamen met vaste regelmaat daarna. Hun namen verwijzen ook, zoals toen gebruikelijk, naar nabije verwanten.
Afra Catharina (Afra, ook 'zus' genoemd), vernoemd naar de beide grootmoeders.
Volquinus Jacobus (Vok), vernoemd naar de beide grootvaders.
Simon Maria (Siemen), vernoemd naar de jong overleden broer van Piet Houtenbos (..? *).
Catharina Maria (Catrien), vernoemd naar opoe 'Bergen'.
Petronella Maria (Petra), vernoemd naar haar toen kort daarvoor overleden vader Piet.


Het leven van het jonge gezin nam in 1927 een abrupte en noodlottige wending. Piet Houtenbos liep een ernstige longontsteking op. Was hij nog in juni van dat jaar tijdens een dorpsfeest gezellig met moeder Marie uit geweest, kort daarop werd hij zwaar ziek. Ome Jaap, hij was toen acht jaar, herinnerde zich nog zijn vader met een witte doek om zijn hals. Voelend dat het niet goed met hem ging, vroeg hij de kleine Jaap zijn moeder te waarschuwen, die op dat moment bij opoe Kaagman op visite was. Ome Jaap zag zich nog over de stoepen langs de Zesstedenweg rennen. Ook de huilende vrouwen die bij het ziekbed van zijn vader kwamen en de gebeurtenissen rond de begrafenis.Moeder Houtenbos bleef achter met vijf jonge kinderen. Van de zesde was ze net in verwachting, dat zou een half jaar later worden geboren.

Een moeilijke tijd

Het was vooral Jan Beekman die zich het lot aantrok van de jonge weduwe en haar gezin. Hij ging op zoek naar een kappersbediende om de zaak in Grootebroek voort te zetten. Beekman dacht in de
32 jarige Gerard Hardeman, afkomstig uit Buurmalsen, een goede kandidaat gevonden te hebben. Hij was bedreven in het kappersvak en ....van huis uit protestant. Dat laatste was van belang om een beetje afstand te houden tussen de inwonende bediende en de overtuigend katholieke Marie
Kaagman.
Zoals we weten pakte dat heel anders uit. De twee voelden al snel genegenheid voor elkaar.
Op 28 november 1929 trad Marie Kaagman voor de tweede maal in het huwelijk en nu met kapper Gerardus Marius Franciscus Hardeman.

Dit huwelijk bracht vier kinderen, allen dochters, voort. Hun namen zijn:
Maria Francisca (Riet), vernoemd naar moeder Marie.
Cornelia Francisca Maria (Corrie), vernoemd naar tante Cor Kaagman.
Francisca Berendina (Cisca), vernoemd naar de oudere zus Berendina van opa Hardeman.
Anna Maria (Annemiek), vernoemd naar .... *
De drie maal terugkerende naam Francisca bij de kinderen is waarschijnlijk afkomstig van de vader van opa. Die heette Franciscus (Frans) Hardeman.

We spreken nu van de jaren dertig. Er heerste een zware economische crisis en de gevolgen daarvan waren voor iedereen merkbaar. De tuinders in Grootebroek kregen weinig geld voor hun groente, waardoor er ook niet veel te besteden viel. Het kappersbedrijf ondervond dat aan den lijve, de betrekkelijk welvarende periode van de jaren twintig sloeg om in armoede. Er moest met het verdiende geld bij de dag af geleefd worden, zodat soms zelfs voor wisselgeld even bij de buren geleend moest worden. Het is dan ook niet verwonderlijk dat, zodra de leerplicht voor de kinderen erop zat, zij direct in de zaak konden meehelpen. Dat scheelde een knecht. Zo moest oudste zoon Jaap na de eerste klas van de Mulo, ondanks zijn goede leerprestaties, toch achter de knipstoel. Zelfs het aanbod van de school om de studiekosten te vergoeden kon dat niet tegenhouden.
Jaap werd zodoende in het kappersvak bekwaamd en dat gold ook voor alle daarop volgende kinderen. Zij hielpen thuis mee in de zaak of werden bedienden bij andere kappersbedrijven in de
omgeving. Zo kwam bij kleine beetjes toch het geld binnen om het hoofd boven water te houden.

woensdag, maart 09, 2005

Opa Hardeman

Gerard Hardeman is op 1 september 1897 geboren in Buurmalsen, een dorpje vlak bij Geldermalsen. Zijn vader, Frans Hardeman, werkte bij het spoor en was machinist. Zijn moeder heette Maaike de Jong, dochter van Gerrit de Jong en Cornalia Verbeek en geboren in Deil. Beide ouders zijn vroeg overleden. Vader Hardeman werd slechts 44 jaar en moeder stierf toen ze 41 was. Ook zijn twee oudere zussen, Cornelia en Berendina, overleden op jonge leeftijd. Zij werden slechts zestien en zeventien jaar oud. Gerard was op zijn veertiende jaar wees. Hij bleef over met zijn jongere broer Piet. Wie weet er meer van de jeugd van opa Hardeman? * De familiegeschiedenis van onze Gerard gaat een heel eind terug. Ene Gert Hardeman heeft de gehele familie in kaart gebracht. Dat is in te zien op zijn website

Rond 1500 duikt de naam Hardeman al in de archieven op. De oudst bekende voorvader is vermoedelijk een Cornelis Hardeman, die in Veenendaal woonde. De eerste betrouwbare gegevens betreffen zijn zoon Aert Cornelis, geboren ca 1550. Hij was voerman en handelde in bouwmaterialen. Ook staat hij nog te boek als kerkmeester. De vier generaties na hem zijn ook voerman of landbouwer en blijven in Veenendaal wonen.

In 1714 wordt een Claes Aerts Hardeman geboren, die een ander beroep kiest, namelijk dat van wolkammer. Zijn nakomelingen, tot en met de overgrootvader van Gerard (Jacob, 1820), beoefenen hetzelfde vak. Zij zijn behalve wolkammer ook ‘fabrikeur van wol’, kramer en koopman. De grootvader, Johannes Jacobus Hardeman (1840) is geboren in Nijmegen. Hij was smid, koopman en oliehandelaar. Samen met zijn vrouw Berendina Jansen kregen zij elf kinderen, waarvan Frans, de vader van Gerard, de oudste was. Deze Frans trekt later via Amersfoort naar Buurmalsen, waar Gerard, opa Hardeman, is geboren. Overzien we de beroepen in de mannelijke lijn van de familie, dan is er in de verste verte geen kapper te vinden. Maar dat hoeft niets te zeggen. Ook via de vrouwelijke lijn kunnen kappersgenen zijn doorgegeven. Van de moeder van opa Hardeman is echter niets bekend. Behalve het hanteren van schaar en scheerkwast, had opa Hardeman meer talenten.

Hij was maatschappelijk actief in de middenstand en in de gemeentepolitiek. Van 19.. tot 19.. * was hij raadslid van de KVP in Grootebroek. Als van oorsprong niet-katholiek kon hij er binnen die partij wel eens andere ideeën op na houden. Zo werd in de gemeenteraad eens gesproken over de aanschaf van nieuwe banken voor de St. Jozefschool. Opa stelde voor om gelijk ook de openbare school van nieuw materiaal te voorzien. Daar hadden zijn collega-raadsleden bezwaar tegen, waarop hij zei ‘Zijn die ruggetjes van die protestantse kindertjes soms minder dan die van de katholieke?’ De nieuwe banken voor openbare school kwamen er ook. Bijzonder is ook zijn vaardigheid in het maken van pruiken. Vele Sinterklaaspruiken, inclusief baard, kwamen onder zijn handen vandaan. En elk jaar moesten die kunststukjes van haar weer onderhouden worden, zodat het werk bleef. Tot op hoge leeftijd was hij ermee bezig, welhaast als een van de laatste particuliere sinterklazenpruikenmakers.

Ook het grimeren deed hij erbij. Zoon Jaap en kleinzoon Jan van ome Vok hebben dat nog een poosje van hem overgenomen. Tot slot mogen ook zijn zangtalenten niet onvermeld blijven. Tijdens feesten en partijen trad hij, veelal op speciaal verzoek, op met het melancholieke lied van ‘De clown’ van zanger Ben Kramer. Hij voerde dat op met volle overgave en een gevoelig timbre in zijn stem. Een lied van en een beetje over hem zelf….

dinsdag, maart 08, 2005

De oude dag

Direct na de oorlog en in de jaren ’50 verlieten de kinderen een voor een het ouderlijk huis. Bijna allemaal hadden ze in de zaak gestaan. De jongens Jaap, Vok en Siemen traden in het voetspoor van hun vader en richtten in Bovenkarspel, Hoogwoud en het Waarland hun eigen zaak op.
De drie oudste meiden trouwden met tuinders uit de buurt en werden weldra moeder van een groot gezin. De meiden Hardeman troffen mannen met verschillende beroepen en enkelen bleven nog jaren het kappersvak beoefenen.
Het werd stiller in huize Hardeman aan de Zesstedenweg. In 1960 verkochten zij het pand aan zoon Vok en trokken zelf naar Alkmaar. Zij gingen wonen op de hoek van de Baansingel en de Vondelstraat en hadden daar een kleine tabakswinkel.
Het was de winkel die het vroegst in de stad open ging. Om vijf uur ’s morgens deed oma de deur van het slot en konden de eerste klanten, nog even voor het werk, hun rokertje inslaan. Zij konden er aardig van rondkomen.
In 197. * verhuisden opa en oma naar een appartement aan de Amalia van Solmstraat in hetzelfde Alkmaar. Ook daar woonden ze nog heel genoeglijk, tot oma in september 1972 plotseling overleed.
Oma was al hartpatiënt. Toen op een ochtend opa met een kopje thee bij oma’s bed aankwam, was ze ongemerkt vredig ingeslapen.

Opa verhuisde weer terug naar de streek, wat dichterbij zijn kinderen. Hij heeft nog negen jaar in het bejaardenhuis ’t Hiemert gewoond. Veel zat hij op zijn eigen kamer. Pruiken maken, zolang zijn ogen het toelieten en driemaal op een dag een borreltje.
Als je hem vroeg waarom hij niet naar de gemeenschapszaal ging, zei hij ‘denk je dat ik bij die ouwe lullen ga zitten’.
Al werd hij wat doof en slechtziend, het was altijd genoeglijk om even op bezoek te gaan. Zijn humor liet hem niet in de steek.
Vier dagen voor zijn dood liet hij zijn dagelijkse borrel staan. Breng mij maar naar de ziekenboeg, zei hij en op 12 september 1982 overleed hij op 85 jarige leeftijd.

maandag, maart 07, 2005

Stambomen Houtenbos en Hardeman

De beknopte stamboom van de familie Houtenbos is met deze hyperlink op te roepen, en die van de familie Hardeman met deze hyperlink
Een uitgebreide versie van de afstammelingen van Egbert Houbosch is met deze hyperlink op te vragen. En die van Marie Kaagman met deze hyperlink.

zondag, maart 06, 2005

Ome Jaap

De eerste jaren
De eerste zoon van Piet Houtenbos en Marie Kaagman, Jacobus Volquinus Houtenbos, ontmoet in zijn eerste jaar op de Mulo Annie (Anna Catharina) Schaap geb. 12-12-1917. Hoewel hij de Mulo en daarmee zijn grote voorliefde om later in de journalistiek te gaan vaarwel moest zeggen om thuis in de zaak te komen werken heeft die ontmoeting zijn vruchten afgeworpen. Zij bleven elkaar hier en daar tegen komen en een bijna onmogelijke liefde bloeide op want Annie was geboren in de 'slechte stad' Enkhuizen, van verkering kon daarom geen sprake zijn. Zijn moeder had er niet echt moeite mee en ondanks dat vader Hardeman fel tegen een eventuele verbintenis was overwon deze liefde alle problemen.

Op ongeveer 18-jarige leeftijd hadden Jaap en Annie echt verkering.

Zijn eerste banen
Kapper Piet Bot in Wervershoof werd ziek en Jaap werd gestuurd om te gaan helpen. Op de 2e dag moest Jaap naar het plaatselijke bejaardencentrum om een overledene te scheren. Deze lag in een soort bedstee waar Jaap moeilijk bij kon en onder het oog van een verzorgster klom hij half op de dode en duwde daarmee de laatste adem uit het lichaam. De verzorgster schrok zo enorm van deze laatste zucht dat ze het op een gillen en lopen zette.
Na een jaar kwam hij weer thuis in de zaak. Het echte vak heeft hij geleerd bij zijn daaropvolgende werkplek, voor 5 gulden in de week, in Bergen bij zijn ome Jan Beekman (getrouwd met Geertje Houtenbos). Door de week bij tante Geertje in de kost en in het weekend op de fiets naar Grootebroek.

Eigen zaak
Na deze leerschool in Bergen kwam hij weer thuis in de zaak werken. Toen, het is inmiddels 1942, de mogelijkheid kwam om op de Hoofdstraat in Bovenkarspel de kapperszaak van Hanff over te nemen greep hij dit met beide handen aan.

Op de foto staat hij met zijn eerste knecht, dat was een zoon van Hanff.
Jaap wilde zijn eigen verdiende geld beheren en ging in de kost bij Piet Schouten.
Het was oorlogstijd en in 1942 trouwde hij voor de wet met Annie Schaap om te voorkomen dat hij naar Duitsland moest. Na het voltrekken op 9 augustus 1944 van hun kerkelijke huwelijk gingen zij wonen op het einde van de Broekerhaven en zoals het in die tijd “een goed katholiek betaamd” kwam op 15-09-1945 hun eerste kind Piet ter wereld.
In 1947, Adri was ondertussen geboren, kochten zij een pand aan het begin van de Broekerhaven op nr 4. Hier konden zij tevens de kapperszaak onderbrengen en startte de verkoop van sigaren en parfumerieën.

Gerard, Sjaak, Tineke en Jos zagen hier het levenslicht en in 1954 werden zij verplicht te verhuizen omdat het huis om moest vanwege de verbreding van de Broekerhavenweg.

De Hoofdstraat
De plannen voor de bouw van een nieuwe woning waren in een vergevorderd stadium, er moest alleen nog iemand komen die borg wilde staan voor de hypotheek. Nu had Jaap een kinderloze oom die daar financieel toe in staat moest worden geacht maar die had daar geen zin in omdat Jaap uit een zwakke familie zou komen. Een zus van Annie wilde wel borg staan en in 1954 werd Rob, hun 7e kind, in hun nieuwe huis, Hoofdstraat 252, geboren. Er volgde nog 5 kinderen, Marijke, Angela, Elly, Dick en Jolanda.


Het was erg hard werken om het hoofd boven water te houden. Ieder dubbeltje moest worden omgedraaid en omdat de klant koning is stond Jaap regelmatig ’s morgens om 4 uur de eerste klant te scheren voor die naar de veiling ging. Annie bestierde het gezin èn de winkel en regelde de financiën op een manier waarvoor we nu nog bewondering hebben.

Moeilijk jaren
Waarschijnlijk ingegeven door het feit dat Jaap nooit heeft kunnen worden wat hij werkelijk wilde, hebben hij en Annie hun kinderen alle mogelijkheden gegeven om te studeren. Dat zelfstandigen in die tijd geen kinderbijslag ontvingen vond hij een groot onrecht en persoonlijk toog hij naar Den Haag om bij minister Romme een vurig pleidooi te houden. Ondertussen gooide hij het op een akkoordje met zijn vriend Dirk de Wit. Hij trad bij hem in dienst als schoonmaker. Elke ochtend in alle vroegte en met behulp van enkele van zijn kinderen schrobde hij de vloeren van “De Stadszaak ten Plattelande” wat hem naast extra inkomsten ook kinderbijslag opleverde. Een paar jaar later werd ook de kinderbijslag voor zelfstandigen van kracht en kwam er een einde aan zijn bijbaan bij Dirk de Wit.
Ook de Flora was een extra inkomstenbron, zeker 25 jaar stond hij met behulp van zijn hele gezin op deze bloembollenbeurs met een stand waar hij snoep en rookwaar verkocht.

Menig kind weet zich nog goed te herinneren dat hij met zo’n bak op zijn borst moest rondlopen om de waar te verkopen en ook de herinneringen aan de “per ongeluk” kapot gegane tere negerzoenen roepen zoete herinneringen op.

Nevenactiviteiten
Zijn journalistieke wensen bracht hij in praktijk door op 22 juni 1954 freelance journalist te worden bij het NoordHollands Dagblad. Dat heeft hij een paar jaar kunnen doen.

Grimeren bracht ook geld in het laatje. Diverse toneelverenigingen deden een beroep op zijn creativiteit en Sint en zijn Pieten werden vakkundig geschminkt. Tegen 5 december was het een drukte van belang in de knipsalon en de nog “gelovige” kinderen zagen er in die tijd niets raars in dat de salon verboden gebied was.
Voor de “Middenstander”een regioblad, heeft hij jarenlang de advertenties gefactureerd en hij heeft 25 jaar de sporttoto van voetbalvereniging KGB gedaan.
De winkelactiviteiten werden uitgebreid met de verkoop van Staatsloten en de service ging erg ver. Zo ver als hun fiets hen bracht want elke maand werden bij veel klanten de loten aan huis bezorgd.
Naast alle werkzaamheden vond Jaap de tijd om in allerlei belangenorganisaties te zitten. Hij was een overtuigd lid van de KVP later CDA en stond op de lijst van de plaatselijke verkiezingen. Hij was 40 jaar secretaris van de Middenstandsvereniging. Hij was drager bij de Begrafenisonderneming, 25 jaar voorzitter van de Sint Nicolaasactie en zat in het hoofdbestuur van de Kappersbond.
Dat dit alles alleen maar mogelijk was doordat Annie het gezin thuis draaiende hield heeft hij ons vaak verteld. Toen de kinderen wat minder zorg behoefden was het dan ook prachtig dat ze het bridgen als een gezamenlijke hobby ontwikkelden.

De kinderen
In 1964 gingen ze voor het eerst samen op vakantie. Een reisje langs de Rijn aangeboden door hun oudste zoon Piet. Jaap was ongelofelijk trots op al zijn kinderen en dat er een extra trots gevoel was als hij het over Piet, had konden wij goed begrijpen. Piet was de oudste en de eerste die de hele wereld als zijn werkdomein had. Bij alle verhalen waar hij mee thuiskwam hing niet alleen Jaap maar ook Annie en alle kinderen aan zijn lippen. In 1969 gingen Jaap en Annie voor het eerst naar Amerika op uitnodiging van Piet en zijn vrouw Marianne.
Ook Adri heeft er voor gezorgd dat zijn vader en moeder op latere leeftijd nog heel wat van de wereld konden zien. Doordat Adri werkzaam was voor de Shell woonde hij met Kia en hun twee kinderen iedere paar jaar ergens anders in de wereld. Zo kwam het dat Jaap en Annie o.a. naar Borneo, Engeland en Canada zijn geweest.


Gezondheid
Eind jaren 60 kreeg Jaap de eerste gezondheidsproblemen. Hart en vaatziekten zorgden in de loop der jaren voor steeds grotere problemen. Na zijn eerste hersenbloeding begin 1976 werd het tijd om het knippen te reorganiseren: knippen op afspraak en zaterdags vrij. Vanwege zijn gezondheid moest hij daarmee toch stoppen in 1976. Na zijn hartinfarct in 1979 had hij het erg moeilijk. Jaap was een levensgenieter en daarbij hoorde volgens hem een borreltje, een rokertje en lekker, lees zout, eten. Niets van dat alles mocht hij meer en daar werd hij behoorlijk chagrijnig van. Tineke weet nog dat hij zei dat hij liever een paar jaar minder wilde leven dan zich strikt aan alle regels houden.
Op 1-1-1980 werd de winkel gesloten, alleen de verkoop van Staatsloten ging door totdat in 1984 het huis werd verkocht en Jaap en Annie hun intrek namen in een ouderenwoning, Gezinspaviljoen 17 in Bovenkarspel. Zo vanuit het drukke leven naar een kleine woning. Annie zag daar erg tegen op maar uiteindelijke hebben zij het daar beiden erg naar hun zin. Jaap is een echt mensen-mens en besteedt zijn dagen met praten, biljarten bij vrienden en uitstapjes met Annie. Jaap’s gezondheid gaat steeds verder achteruit en Annie is blij dat ze haar rijbewijs heeft zodat ze samen nog tochtjes kunnen maken.
Halverwege 1990 heeft Jaap een zogenaamde broekoperatie ondergaan waarbij een deel van zijn lichaamsslagader werd vervangen. Deze operatie was niet zonder risico, de kans bestond dat de over zijn geheel zwakke ader op de overgang zou gaan lekken. Op 71-jarige leeftijd, 2 september 1990, is Jaap daaraan overleden.

Met dank aan Corrie van Sjaak van ome Jaap en het wekelijkse 'familieoverleg' bij tante Annie.

Ome Vok

De tweede zoon vond zijn eerste werkkring als bediende bij een kapper in Enkhuizen. In de oorlogsjaren was hij werkzaam in het kappersbedrijf van Siebrand Laan in De Goorn. In deze omgeving maakte hij kennis met Vera Pronk uit Avenhorn, dochter van groente- en fruitkoopman Piet Pronk en Geertruida Appelman. De eerste ontmoeting vond plaats tijdens de kermis in Grosthuizen in 1945. De verkeringstijd duurde tot 1947. In dat jaar treden Vok Houtenbos en Vera Pronk in het huwelijk. Zij kochten een kapperszaak in Hoogwoud, aan de Burgemeester Hoogeboomlaan.

Daar begon Vok zijn eigen herensalon, later aangevuld met een dameskapsalon geleid door Vera.

In Hoogwoud worden hun vijf kinderen geboren, allen jongens: Piet, Jan, Gerrit, Rob en Frits.

De perspectieven in Hoogwoud waren beperkt. Daarom besloten zij in 1959 om naar Soest te verhuizen. Dat werd echter een kortstondig verblijf. In 1960 trok het gezin weer terug naar West-Friesland en wel naar Grootebroek, waar zij het ouderlijk huis aan de Zesstedenweg betrokken. Hier werd het kappersbedrijf, vooral als dameskapsalon, voortgezet. In 1963 onderging het pand een grondige verbouwing, waardoor het een geheel ander uiterlijk verkreeg.

In de gemoderniseerde kapsalon pakte Vok later ook het herenknippen weer op, het vak waar hij het meeste plezier aan beleefde. In Grootebroek was hij verder vele jaren actief in het kerkelijk leven en in de middenstandsorganisatie, o.a. als secretaris.

Vok Houtenbos overleed in 1976 op 53-jarige leeftijd aan een hartaanval. Vera dreef de zaak nog enige jaren voort. In 1985 trok zij in de woongemeenschap 'De Boogerd' aan de Prieel in Hoorn. Daar heeft ze nog een aardige klantenkring gekapt. Sinds 2001 woont Vera met genoegen in het ouderencomplex De Rozenstaete in De Goorn.

zaterdag, maart 05, 2005

Tante Rita

Ik ben geboren op 28 september 1931 in de bedstee op Zesstedeweg nr. 239 als eerste dochter van Gerard Hardeman en zevende kind van Marie Kaagman. Bij de bevalling was zuster v.d. Berg aanwezig, de vroedvrouw van Grootebroek.

Ik had rood haar tot grote vreugde van Pa want zijn wens voor zijn eerste kindje was een meisje met rood haar. Dat ik daar zelf niet zo blij mee was, omdat ik er anders uitzag als de rest, konden Pa en Moe wel begrijpen. Dus als er iemand “rooie” tegen mij zei, had ik permissie om diegene een tik te verkopen, waar ik ook dankbaar gebruik van maakte!

Acht jaar was ik toen de oorlog uitbrak. Wat ik mij daar het meest van herinner is de problemen om aan eten te komen, het geluid van overvliegende vliegtuigen in de nacht en de ziekte van Ciska.


Ik ging naar de Mariaschool zoals alle katholieke kinderen in Grootebroek, daarna de huishoudschool in hetzelfde gebouw. Daarna, op maandag middag, ging ik naar de kappersschool “de Witte Engel”in Hoorn. Verder werkte ik thuis in de zaak. In die jaren werd de dames- en herensalon verbouwd tot alleen een damessalon. Na de kappersschool in Hoorn ben ik nog een jaar naar het opleidingsinstituut “Ria de Korte” in Amsterdam geweest om mijn diploma pedicure te halen. In die tijd deed ik mee aan kapperswedstrijden. Onder andere het Nederlands kampioensschap waar ik 2de ben geworden. Een van de prijzen was een SCHAAR! Na mijn opleiding had ik een betrekking bij Imink in Opdam, toen bij Breg in Wognum en vervolgens bij Groot in Hoogwoud.

Toen ik 24 jaar was, kwam ik Cees Zandbergen tegen. Voor die tijd waren er wel al wat vriendjes geweest, zelfs al een verloving. Het huwelijk met Cees hield o.a. in dat ik het kappersvak vaarwel moest zeggen. Binnen vijf jaar waren mijn drie meiden geboren.


Daarna braken voor mij moeilijke jaren aan. Cees overleed na een kort ziekbed, waarna ik verhuisde naar de Lindelaan 23.

Twee jaar daarna ontmoette ik Siem Rienderhoff, en hertrouwde op 25 april 1968.

Het hele gezin verhuisde naar de Hoofdstraat nr. 229 in Bovenkarspel. Ik werd werkzaam bij de veiling West-Friesland als koffiejuffrouw en in mijn vrije tijd had ik hier en daar een kapklantje. Toen trad voor het eerst mijn breiverslaving op, wat ik ben blijven doen tot de dag van vandaag! Na de veiling zijn we verhuisd naar de Hertog Albrechtsteraat 226. Daar hebben we slechts korte tijd gewoond. Vervolgens kwamen we terecht op de Overstort 22 waar Siem op 15 maart plotseling overleed. Vijf weken na zijn 65ste verjaardag. Ik heb nog daar nog ongeveer acht jaar gewoond.

Toen kwam Woongemeenschap”Stede Borgh”in beeld en toen ik in aanmerking kwam voor een appartement ben ik daar met grote vreugde gaan wonen. Hier ontmoette ik mijn geweldige vriendin Jet Jole met wie ik ieder jaar minstens twee keer prachtige rondreizen met de bus heb mee gemaakt.

Acht jaar later, ik was 73 jaar, heb ik Jan de Jong ontmoet en geniet ik van alles wat me overkomt. Een lat relatie met mooie vakantie’s. Jan is inmiddels 74 en we hopen er nog minstens tien jaar van te genieten, samen met onze kinderen en kleinkinderen waar we ook enorm van genieten.

Dit is in vogelvlucht mijn leven zoals ik erop terug kijk.
Riet Rienderhoff-Hardeman